-
1 let in
binnenlatenlet in2 inzetten♦voorbeelden:let oneself in • zich toegang verschaffenlet oneself in for • zich op de hals halen -
2 saddle
n. zadel; juk, schraag; rug- lendestuk--------v. zadelen; op zich nemen; opzadelensaddle1[ sædl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zadel ⇒ rij/pakzadel, (motor)fietszadel♦voorbeelden:————————saddle2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
3 let in for
let in for -
4 bring down something on someone
bring down something on someoneiemand iets aandoen, iemand met iets opschepen -
5 bring down
neerhalen, neerschieten; ten val brengen; verlagenbring down♦voorbeelden:¶ bring down something on someone • iemand iets aandoen, iemand met iets opschepen
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский